Inleiding

De interactie met de shell vindt in de regel plaats door middel van commando’s, waarmee gelijknamige opdrachtregelprogramma’s kunnen worden geopend. Voor iedere actie die je via de linux-terminal wilt uitvoeren, open je een programma volgens het volgende basisschema:

COMMANDO [OPTIES] [ARGUMENTEN]

Een programma wordt via de terminal in Linux geopend met de naam van het programma. De meeste programma’s bieden de mogelijkheid om bepaalde programmafuncties te openen via Opties. Als een programma argumenten verwacht, bijvoorbeeld in de vorm van bestanden of paden, worden deze normaal gesproken weergegeven op basis van de geselecteerde opties. Hieronder bieden we je een overzicht van de meest gebruikte Linux-commando’s en de bijbehorende opdrachtregelprogramma’s.